Hartje
winter, volop vertelseizoen. Het roept bij mij de vraag op of we niet
allang liever voorlezen dan vertellen. Ik geloof dat voorlezen
het verreweg gewonnen heeft van vertellen (=zonder tussenkomst van
geschreven tekst). Het is zoveel gemakkelijker, je hebt al tekst,
samenhang, een onderwerp, een goed verhaal. Al je energie kun je
besteden aan uitspraak, expressie, tempo, pauzes, intonatie. Goed
voorlezen is zeker een kunst, maar toch: je hoeft het maar op te
lezen of, beter gezegd, voor te dragen, te 'brengen'. En je hoeft
niet meer bang te zijn voor een blackout, het boek helpt je wel
verder.
In mijn cursus hoor
ik vaker dat mensen om die reden aan hun kinderen liever voorlezen
dan rechtstreeks vertellen: het is minder vermoeiend.
Ook zijn er meer
leesclubjes in Nederland dan vertelkringen. Men leest thuis hetzelfde
boek en praat daarover in de groep. In de groep voorlezen of
voordragen wordt ook wel gedaan.
Een bijzondere vorm
daarvan is natuurlijk het voorlezen van heilige teksten, zoals in
kloosters tijdens de maaltijd. In veel christelijke gezinnen doet men
dat ook nog. Het komt er dan op aan dat de voorlezer zich innerlijk
verbindt met wat er staat, en niet alles monotoon opdreunt. Goed
lezen is een kwestie van, al lezende, tasten naar de betekenis in,
maar ook áchter de woorden.
Al die manieren van
mondelinge overdracht, met of zonder tekst, kunnen uitstekend naast
elkaar bestaan; toch is het jammer als het rechtstreeks, levendig
vertellen in onbruik raakt. En dat schijnt wel zo te zijn; of het
wordt alleen nog beschouwd als iets voor kinderen vóór het slapen
gaan. En dan nog wordt er steeds meer voorgelezen. Het aantal
voorleesboeken blijft groeien. Vertellen lijkt zelfs met voorlezen
vereenzelvigd te worden. Het gebeurt mij wel dat ik in een krant word
aangekondigd als 'Jac Vroemen leest voor', terwijl ik was gevraagd om
te komen vertellen. Onder een foto waarop ik zonder boek zit te
vertellen in een kinderkring stond 'leest voor'. Omgekeerd, las ik
een keer 'De burgemeester vertelt', terwijl hij toch duidelijk met
een open boek in de klas zat. Het maakt me nieuwsgierig: is vertellen
zonder boek of tekst nog wel van deze tijd? Ouders die het nog doen
voor de kleintjes weten hoe leuk het is, maar ook hoe vermoeiend
soms, als je na een lange werkdag nog iets uit je duim moet zuigen.
Maar veel ouders doen het nog altijd met veel plezier: het verhaal in
eigen woorden hervertellen, of zelfs helemaal verzinnen, zodat het
nog kan groeien terwíjl je vertelt is scheppend werk!
Dat creatieve
vertellen mag niet onder de huidige tijdsdruk verdwijnen. Want er is
meerwaarde. Tijdens workshops heb ik de proef op de som genomen: ik
las een kort eigen verhaal voor, en vervolgens vertelde ik een
vergelijkbaar eigen verhaal rechtstreeks. De reacties waren unaniem,
dat er bij rechtstreeks vertellen meer contact is.
Met leesgroepen heb
ik weinig ervaring. Van vertelkringen kan ik zeggen dat het een
zekere discipline vraagt, met name om iedereen met zijn verhaal aan
bod te laten komen, en niet te verzanden in gebabbel; maar als iemand
die orde bewaakt lukt dat meestal aardig. Een vertelkring, ontstaan
uit mijn eerste vertelcursus ooit, komt al meer dan twintig jaar
maandelijks bij elkaar. Voor mij het bewijs dat mensen een
onuitputtelijke bron van verhalen kunnen zijn, en daarin groeien.
Natuurlijk kan
voorlezen ook boeiend zijn. Maar dan vertelt het boek. Je ziet
kinderen dan vaak niet eens kijken naar de verteller, maar naar het
boek, waar het verhaal kennelijk uit te voorschijn komt.
Toch geef ik de
voorkeur aan het 'levende boek', de verteller. Het vraagt energie,
voorbereiding, maar het loont. Vertellen zonder boek is intiem. Dat
maakt het ook tot een kleinschalige gebeurtenis. Het verhaal omspint
de luisteraars, maakt er een momentane gemeenschap van, die door de
gezamenlijke aandacht deel wordt van het verhaal.
De keren dat ik wel
eens voor een grote zaal ben opgetreden, heb ik het toch meer beleefd
als cabaret dan vertellen. De mensen zitten 'klassikaal' voor je,
niet in een halve cirkel om je heen. Je kunt de gezichten niet
zien.Vertellers willen dat visuele contact, geen onverlichte zaal.
Dit
is misschien een van de redenen dat vertellen uit de tijd lijkt: een
tijd waarin massa, meerderheid, volte en snelheid (het spreektempo
van de meeste cabaretiers en hun heen-en-weer – gedraaf is
ijzingwekkend) op de voorgrond staan.Vertellen hoort bij
kleinschaligheid; en bij vertraging. Misschien is het daardoor dat
vertellen, ook in zijn nieuwere vormen, een stap terug lijkt. Ik
vergelijk het graag met de ontwikkeling van 'slow food' boven snacks,
eten aan de bar, drive-in restaurants en andere snelle eetgewoontes
van vandaag (zie ook mijn vorige blog); en beroep mij op een
uitspraak van de bekende trendwatcher Lideweij Edelkoorn, die een
beweging naar kleinschaligheid op alle gebied voorspelt. Vertellers
raad ik aan zich daarop te bezinnen, en zich niet blind te staren op
de eigen grote doorbraak naar een massapubliek. Dat zit er meestal
gewoon niet in, omdat het niet bij vertellen hoort.
Word
je toch een keer gevraagd om voor grote zalen op te treden, prima.
Maar bedenk dan dat je van de kunst van vertellen switcht naar een
verwant beroep: ofwel dat van acteur, of van cabaretier. Natuurlijk
kan dat een sprong voorwaarts voor je betekenen.
*) Ondertussen per
email de uitnodiging ontvangen voor een Rondetafelgesprek op 20
januari 2013, over de plaats van vertellen in de samenleving van nu.
Raymond Boestert, verteller van het jaar 2012, en de Stichting
Vertellen hebben hiervoor een aantal interessante vragen opgesteld
zoals: hoe komt het vertellen aan haar soms wat stoffige en oubollige
imago? Plaats: Oudegracht 230 Utrecht. Tijd: 14 – 17 uur.Opgave bij
Gotfried van Eck: gvvaneck@telfort.nl
PS: a.s. 21 december vertel ik in De Magische Bongerd winterverhalen, Tolakkerlaan 9 Zeist. Opgave Debora Zachariasse, 0619800643. Er zijn geen plaatsen meer de 21e, maar bij voldoende belangstelling is er 4 januari een herhaling.