woensdag 19 december 2012

Is vertellen nog van deze tijd? *)



Hartje winter, volop vertelseizoen. Het roept bij mij de vraag op of we niet allang liever voorlezen dan vertellen. Ik geloof dat voorlezen het verreweg gewonnen heeft van vertellen (=zonder tussenkomst van geschreven tekst). Het is zoveel gemakkelijker, je hebt al tekst, samenhang, een onderwerp, een goed verhaal. Al je energie kun je besteden aan uitspraak, expressie, tempo, pauzes, intonatie. Goed voorlezen is zeker een kunst, maar toch: je hoeft het maar op te lezen of, beter gezegd, voor te dragen, te 'brengen'. En je hoeft niet meer bang te zijn voor een blackout, het boek helpt je wel verder.
In mijn cursus hoor ik vaker dat mensen om die reden aan hun kinderen liever voorlezen dan rechtstreeks vertellen: het is minder vermoeiend.
Ook zijn er meer leesclubjes in Nederland dan vertelkringen. Men leest thuis hetzelfde boek en praat daarover in de groep. In de groep voorlezen of voordragen wordt ook wel gedaan.
Een bijzondere vorm daarvan is natuurlijk het voorlezen van heilige teksten, zoals in kloosters tijdens de maaltijd. In veel christelijke gezinnen doet men dat ook nog. Het komt er dan op aan dat de voorlezer zich innerlijk verbindt met wat er staat, en niet alles monotoon opdreunt. Goed lezen is een kwestie van, al lezende, tasten naar de betekenis in, maar ook áchter de woorden.

Al die manieren van mondelinge overdracht, met of zonder tekst, kunnen uitstekend naast elkaar bestaan; toch is het jammer als het rechtstreeks, levendig vertellen in onbruik raakt. En dat schijnt wel zo te zijn; of het wordt alleen nog beschouwd als iets voor kinderen vóór het slapen gaan. En dan nog wordt er steeds meer voorgelezen. Het aantal voorleesboeken blijft groeien. Vertellen lijkt zelfs met voorlezen vereenzelvigd te worden. Het gebeurt mij wel dat ik in een krant word aangekondigd als 'Jac Vroemen leest voor', terwijl ik was gevraagd om te komen vertellen. Onder een foto waarop ik zonder boek zit te vertellen in een kinderkring stond 'leest voor'. Omgekeerd, las ik een keer 'De burgemeester vertelt', terwijl hij toch duidelijk met een open boek in de klas zat. Het maakt me nieuwsgierig: is vertellen zonder boek of tekst nog wel van deze tijd? Ouders die het nog doen voor de kleintjes weten hoe leuk het is, maar ook hoe vermoeiend soms, als je na een lange werkdag nog iets uit je duim moet zuigen. Maar veel ouders doen het nog altijd met veel plezier: het verhaal in eigen woorden hervertellen, of zelfs helemaal verzinnen, zodat het nog kan groeien terwíjl je vertelt is scheppend werk!
Dat creatieve vertellen mag niet onder de huidige tijdsdruk verdwijnen. Want er is meerwaarde. Tijdens workshops heb ik de proef op de som genomen: ik las een kort eigen verhaal voor, en vervolgens vertelde ik een vergelijkbaar eigen verhaal rechtstreeks. De reacties waren unaniem, dat er bij rechtstreeks vertellen meer contact is.

Met leesgroepen heb ik weinig ervaring. Van vertelkringen kan ik zeggen dat het een zekere discipline vraagt, met name om iedereen met zijn verhaal aan bod te laten komen, en niet te verzanden in gebabbel; maar als iemand die orde bewaakt lukt dat meestal aardig. Een vertelkring, ontstaan uit mijn eerste vertelcursus ooit, komt al meer dan twintig jaar maandelijks bij elkaar. Voor mij het bewijs dat mensen een onuitputtelijke bron van verhalen kunnen zijn, en daarin groeien.

Natuurlijk kan voorlezen ook boeiend zijn. Maar dan vertelt het boek. Je ziet kinderen dan vaak niet eens kijken naar de verteller, maar naar het boek, waar het verhaal kennelijk uit te voorschijn komt.
Toch geef ik de voorkeur aan het 'levende boek', de verteller. Het vraagt energie, voorbereiding, maar het loont. Vertellen zonder boek is intiem. Dat maakt het ook tot een kleinschalige gebeurtenis. Het verhaal omspint de luisteraars, maakt er een momentane gemeenschap van, die door de gezamenlijke aandacht deel wordt van het verhaal.
De keren dat ik wel eens voor een grote zaal ben opgetreden, heb ik het toch meer beleefd als cabaret dan vertellen. De mensen zitten 'klassikaal' voor je, niet in een halve cirkel om je heen. Je kunt de gezichten niet zien.Vertellers willen dat visuele contact, geen onverlichte zaal.
Dit is misschien een van de redenen dat vertellen uit de tijd lijkt: een tijd waarin massa, meerderheid, volte en snelheid (het spreektempo van de meeste cabaretiers en hun heen-en-weer – gedraaf is ijzingwekkend) op de voorgrond staan.Vertellen hoort bij kleinschaligheid; en bij vertraging. Misschien is het daardoor dat vertellen, ook in zijn nieuwere vormen, een stap terug lijkt. Ik vergelijk het graag met de ontwikkeling van 'slow food' boven snacks, eten aan de bar, drive-in restaurants en andere snelle eetgewoontes van vandaag (zie ook mijn vorige blog); en beroep mij op een uitspraak van de bekende trendwatcher Lideweij Edelkoorn, die een beweging naar kleinschaligheid op alle gebied voorspelt. Vertellers raad ik aan zich daarop te bezinnen, en zich niet blind te staren op de eigen grote doorbraak naar een massapubliek. Dat zit er meestal gewoon niet in, omdat het niet bij vertellen hoort.
Word je toch een keer gevraagd om voor grote zalen op te treden, prima. Maar bedenk dan dat je van de kunst van vertellen switcht naar een verwant beroep: ofwel dat van acteur, of van cabaretier. Natuurlijk kan dat een sprong voorwaarts voor je betekenen.

*) Ondertussen per email de uitnodiging ontvangen voor een Rondetafelgesprek op 20 januari 2013, over de plaats van vertellen in de samenleving van nu. Raymond Boestert, verteller van het jaar 2012, en de Stichting Vertellen hebben hiervoor een aantal interessante vragen opgesteld zoals: hoe komt het vertellen aan haar soms wat stoffige en oubollige imago? Plaats: Oudegracht 230 Utrecht. Tijd: 14 – 17 uur.Opgave bij Gotfried van Eck: gvvaneck@telfort.nl

PS: a.s. 21 december vertel ik in De Magische Bongerd winterverhalen, Tolakkerlaan 9 Zeist. Opgave Debora Zachariasse, 0619800643. Er zijn geen plaatsen meer de 21e, maar bij voldoende belangstelling is er 4 januari een herhaling.