Als kinderen vertellen,
lijken ze soms oeroud. Ik bedoel niet dat ze een ‘ouwelijke’
indruk maken, zoals je wel eens met pubers hebt die te grote woorden
in de mond nemen en gewichtig doen; ik doel op de diepe ernst van
minimensjes. Die onverdeelde aandacht waarmee de woorden nog tot
stand komen. Ze toveren met taal. Gekeken naar een kind van drie dat
met haar oma belt. Ondertussen frummelt ze aan haar knuffel. Dit is
geen kinderspel. Oma moet alles weten, maak ik op uit deze kant van
het gesprek... Zij hier, oma ver? Stukken leven haalt ze naar zich
toe. Ze plakt en rijgt met woorden. Verse woorden, die net van de
boom vallen.
Zo moet het in de eerste
mensentaal zijn geweest. Met klanken iets te voorschijn roepen.
Uitbeelden wat je gezien hebt; of nú ziet, zoals dit kind aan de
telefoon. Want het wijst nog naar dingen in de kamer, voor het
begrijpt dat oma die niet kan zien.
Vertelde ooit de oermens
zo? Van wild, wind en wolken? Hij wees naar kleuren, had gezien waar
nog bessen groeiden en trok de stamgenoten mee in een soort
bijendans…Hij was daar geweest, en sloeg een brug naar hier met
klanken.
Toen ik een tijd kinderen
van school haalde vertelden ze terwijl we naast elkaar fietsten aan
een stuk door. Over wat een jongetje had gedaan, wat de juffrouw had
gezegd, over… Ik luister half; vraag me af waarom het gebabbel maar
doorgaat. Dan in een flits snap ik dat ze hun wereldje, dat urenlang
was opgedeeld, gevoelsmatig aan elkaar knopen. School en Buiten
worden met woorden ‘geheeld’.
Ook oude mensen vertellen
zich heel, trachten dat althans, er moet natuurlijk geluisterd kunnen
worden, ze geven alles wat er in hun leven gebeurd is een plekje.
Woonplaatsen, opleidingen, banen en relaties, ze keren als boten vol
herinnering terug naar de haven, d.w.z. het gedeelde heden van
verteller en luisteraar, een helend delen.
En allemaal ‘waar
gebeurd’, want immers zó beleefd. (Beleven als ‘believing’).
Flarden (van ‘hoe was het ook weer?’) worden aangevuld met het
cement van actuele betekenis. Want ik ga er niet van uit dat wij,
vertellend, de wereld zien zoals hij werkelijk is of was; noch van
binnen noch buiten ons. We gieten er ‘betekenis’ bij, om de
anders zo zinloze chaos van het bestaan te kunnen verdragen. Daarom
geven we alles een plek.
Daarom ook moeten we
blijven vertellen. Vertellen zonder inspanning, zonder
(z)weetdruppeltjes; en daar mooi oud mee worden. Als kinderen.