op het scherp
van zwijgen
te woord gaan
of niet
Is het je wel eens opgevallen? Op
foto's staan vertellers er dikwijls dramatisch op, met een ontzette,
wanhopige of overdreven gezichtsuitdrukking en een breed gebaar.
Misschien is de instelling van de fotograaf beslissend geweest, maar
de indruk is in elk geval weer gewekt dat vertellen een extraverte
bezigheid is.
Op het andere uiterste van de schaal,
zeg ingetogenheid, schijnt vertellen dan niet zoveel te zoeken te
hebben. Is dat zo?
We bespelen in alle kunsten of
menselijke expressievormen die schaal, of spanningsboog, van
uitbundig tot ingehouden. Dansen, toneelspelen, beeldhouwen,
schilderen, dichten, spreken: het kan allemaal in het groot of in het
klein.
En dat kan allebei heel mooi zijn. Als
je, bijvoorbeeld, bij zangles niet goed uit de verf komt, helpt het
om eens te zingen in operastijl. Je wist niet dat je zo'n volume had,
en zo'n expressie! Anderzijds kan een regisseur een acteur uitnodigen
om een stukje van zijn rol eens 'klein' neer te zetten, waardoor de
zeggingskracht soms groter wordt. Een zen-tekenaar kan de behoefte
krijgen om eens met verf te gooien. Hoe zit dat met vertellen? De
luide stemmen en het grote gebaar imponeren. Sommige verhalen komen
juist daardoor over het voetlicht.
Natuurlijk is het genre – sprookje
of bijbelverhaal bijvoorbeeld – vaak bepalend voor de stijl of de
expressie die je kiest. Er zijn ronduit hilarische verhalen,
maar ook heel verstilde verhalen. Ook kun je er voor kiezen om
ergens in een uitbundig verhaal van expressie te veranderen.
Toch heerst er vaak een vertelstijl.
Voor het herkennen daarvan kunnen de begrippen 'overstatement' en
understatement' dienen. In het hedendaags cabaret overheerst de
overstatement: grote woorden, vette taal, gepaard aan veel geschreeuw
en constant heen en weer lopen. Youp van het Hek is er permanent hees
van. Hans Teeuwen en Theo Maasen lijken uit eenzelfde mal te komen,
al kunnen ze wel eens gas terug nemen. Herman Finkers is duidelijk
anders van stijl, meer in die van Toon Hermans: aanwezig, maar vanuit
een eigen stilte.
De mode van de permanente opwinding
beïnvloedt vertellers. Er zijn natuurlijk typen vertellers qua
aanleg en karakter, zoals eerder geschetst in mijn blog van 8 oktober
2012, maar ik denk toch dat vertellen als expressiekunst nu baat
heeft bij een contrapunt op de andere kant van de schaal.
Hoe doe je dat? Door deelnemers aan een
cursus uit te nodigen stil te worden vóór ze van wal steken. We
zijn gewend meteen 'te woord' te gaan. Zonder dat verbale looprek sta
je even te wiebelen op je benen, of je zit te schuiven in je stoel.
Kortom stilte is dan eng. Maar na een minuut ben je 'ingedaald', als
geland in je stilte.
En kijk: de expressie heeft een
opvallende verandering ondergaan.
De camera bij media- en
presentatietrainingen leerde mij zien hoe ontspannen de mensen worden
van stilte. Lijkt moeilijk in het begin, maar toch: veel makkelijker
en goedkoper dan botoxen. Weg spanning, geforceerde glimlach,
afgewende houding. Stilte maakt mensen mooi.
Collega's in zo'n oefengroepje beaamden
dat vaak. Ze hadden elkaar nog niet eerder zo gezien, even helemaal
úit de dagelijkse rol, die we 's ochtends al mét onze kleren
aantrekken.
Het algemene druk doen van vandaag
heeft natuurlijk een bepaalde achtergrond. Druk zíjn geeft status,
je bent kennelijk belangrijk als je steeds kunt zeggen dat je het
druk hebt. Veel praten is daar een kenmerk van, en een gemakkelijke
manier om er sociaal gezien in elk geval te 'zijn': in de media, in
de dagelijkse omgang, maar ook als verteller. Praten is, als wijze
van aanwezigheid, dominant geworden. Jezelf presenteren doe je
hoofdzakelijk verbaal, zo lijkt de onuitgesproken, collectieve
overtuiging. We kennen nog maar weinig stiltecultuur; in de gewone
omgang heerst een wijdverbreide angst voor stilvallen, de verbale
dobber geeft houvast.
Maar om wat nieuws te leren moet je een
onvertrouwd gebied ingaan. Voor vertellers kan een paar minuten
zwijgend voor de toehoorders zitten een krachtig hulpmiddel zijn om
meer bij zich zelf te blijven; en daardoor juist aanwezig. Niet
stoïcijns voor je uit staren, maar open blijven, aanraakbaar, en dat
hoeft niet zwaar te zijn. Zodra stilte weer vertrouwd is, voelt het
licht om zo te zitten, alsof je van een last bevrijd bent en dat is
waarschijnlijk ook zo. De last van aan het woord te moeten zijn.
Het tweede deel van deze stilteoefening
is dus om in het contact te blijven. Je opsluiten geeft een
tijdelijke steun, 'ze kunnen je niks maken'; maar prettig is anders.
Open blijven en toch bij je zelf is de kunst van het midden, van
innerlijk evenwicht.
En als je dan begint om vanuit die open
stilte te vertellen, heb je de toehoorders al rustig in je opgenomen,
onbevangen, in de ruimte die is ontstaan. Je hebt de aandacht,
en merkt dán ook pas, dat werkelijk alles een verhaal kan worden.
Verteld vanuit een zo gegroeide stilte, wordt ook een kleine,
onopvallende belevenis het beluisteren waard. Er zijn dan geen
oninteressante verhalen meer.
Ik heb bij deze oefening nog een andere
belangrijke ontdekking gedaan. Verlegen mensen blijken in aanleg vaak
boeiende vertellers. Als ze in een veilig klimaat (en een groep die
met stilte werkt wordt veilig) gaan vertellen, ervaren ze, soms voor
het eerst, dat er echt naar ze geluisterd wordt. Terwijl ze
vertellen, blijft die eigen stille kern voelbaar, ook voor de
luisteraars. Vertellen krijgt zo meer diepte.