zondag 1 september 2013

Vertellen vanuit je stilte

op het scherp van zwijgen
te woord gaan of niet

Is het je wel eens opgevallen? Op foto's staan vertellers er dikwijls dramatisch op, met een ontzette, wanhopige of overdreven gezichtsuitdrukking en een breed gebaar. Misschien is de instelling van de fotograaf beslissend geweest, maar de indruk is in elk geval weer gewekt dat vertellen een extraverte bezigheid is.
Op het andere uiterste van de schaal, zeg ingetogenheid, schijnt vertellen dan niet zoveel te zoeken te hebben. Is dat zo?
We bespelen in alle kunsten of menselijke expressievormen die schaal, of spanningsboog, van uitbundig tot ingehouden. Dansen, toneelspelen, beeldhouwen, schilderen, dichten, spreken: het kan allemaal in het groot of in het klein.
En dat kan allebei heel mooi zijn. Als je, bijvoorbeeld, bij zangles niet goed uit de verf komt, helpt het om eens te zingen in operastijl. Je wist niet dat je zo'n volume had, en zo'n expressie! Anderzijds kan een regisseur een acteur uitnodigen om een stukje van zijn rol eens 'klein' neer te zetten, waardoor de zeggingskracht soms groter wordt. Een zen-tekenaar kan de behoefte krijgen om eens met verf te gooien. Hoe zit dat met vertellen? De luide stemmen en het grote gebaar imponeren. Sommige verhalen komen juist daardoor over het voetlicht.
Natuurlijk is het genre – sprookje of bijbelverhaal bijvoorbeeld – vaak bepalend voor de stijl of de expressie die je kiest. Er zijn ronduit hilarische verhalen, maar ook heel verstilde verhalen. Ook kun je er voor kiezen om ergens in een uitbundig verhaal van expressie te veranderen.

Toch heerst er vaak een vertelstijl. Voor het herkennen daarvan kunnen de begrippen 'overstatement' en understatement' dienen. In het hedendaags cabaret overheerst de overstatement: grote woorden, vette taal, gepaard aan veel geschreeuw en constant heen en weer lopen. Youp van het Hek is er permanent hees van. Hans Teeuwen en Theo Maasen lijken uit eenzelfde mal te komen, al kunnen ze wel eens gas terug nemen. Herman Finkers is duidelijk anders van stijl, meer in die van Toon Hermans: aanwezig, maar vanuit een eigen stilte.
De mode van de permanente opwinding beïnvloedt vertellers. Er zijn natuurlijk typen vertellers qua aanleg en karakter, zoals eerder geschetst in mijn blog van 8 oktober 2012, maar ik denk toch dat vertellen als expressiekunst nu baat heeft bij een contrapunt op de andere kant van de schaal.
Hoe doe je dat? Door deelnemers aan een cursus uit te nodigen stil te worden vóór ze van wal steken. We zijn gewend meteen 'te woord' te gaan. Zonder dat verbale looprek sta je even te wiebelen op je benen, of je zit te schuiven in je stoel. Kortom stilte is dan eng. Maar na een minuut ben je 'ingedaald', als geland in je stilte.
En kijk: de expressie heeft een opvallende verandering ondergaan.
De camera bij media- en presentatietrainingen leerde mij zien hoe ontspannen de mensen worden van stilte. Lijkt moeilijk in het begin, maar toch: veel makkelijker en goedkoper dan botoxen. Weg spanning, geforceerde glimlach, afgewende houding. Stilte maakt mensen mooi.
Collega's in zo'n oefengroepje beaamden dat vaak. Ze hadden elkaar nog niet eerder zo gezien, even helemaal úit de dagelijkse rol, die we 's ochtends al mét onze kleren aantrekken.
Het algemene druk doen van vandaag heeft natuurlijk een bepaalde achtergrond. Druk zíjn geeft status, je bent kennelijk belangrijk als je steeds kunt zeggen dat je het druk hebt. Veel praten is daar een kenmerk van, en een gemakkelijke manier om er sociaal gezien in elk geval te 'zijn': in de media, in de dagelijkse omgang, maar ook als verteller. Praten is, als wijze van aanwezigheid, dominant geworden. Jezelf presenteren doe je hoofdzakelijk verbaal, zo lijkt de onuitgesproken, collectieve overtuiging. We kennen nog maar weinig stiltecultuur; in de gewone omgang heerst een wijdverbreide angst voor stilvallen, de verbale dobber geeft houvast.
Maar om wat nieuws te leren moet je een onvertrouwd gebied ingaan. Voor vertellers kan een paar minuten zwijgend voor de toehoorders zitten een krachtig hulpmiddel zijn om meer bij zich zelf te blijven; en daardoor juist aanwezig. Niet stoïcijns voor je uit staren, maar open blijven, aanraakbaar, en dat hoeft niet zwaar te zijn. Zodra stilte weer vertrouwd is, voelt het licht om zo te zitten, alsof je van een last bevrijd bent en dat is waarschijnlijk ook zo. De last van aan het woord te moeten zijn.
Het tweede deel van deze stilteoefening is dus om in het contact te blijven. Je opsluiten geeft een tijdelijke steun, 'ze kunnen je niks maken'; maar prettig is anders. Open blijven en toch bij je zelf is de kunst van het midden, van innerlijk evenwicht.
En als je dan begint om vanuit die open stilte te vertellen, heb je de toehoorders al rustig in je opgenomen, onbevangen, in de ruimte die is ontstaan. Je hebt de aandacht, en merkt dán ook pas, dat werkelijk alles een verhaal kan worden. Verteld vanuit een zo gegroeide stilte, wordt ook een kleine, onopvallende belevenis het beluisteren waard. Er zijn dan geen oninteressante verhalen meer.

Ik heb bij deze oefening nog een andere belangrijke ontdekking gedaan. Verlegen mensen blijken in aanleg vaak boeiende vertellers. Als ze in een veilig klimaat (en een groep die met stilte werkt wordt veilig) gaan vertellen, ervaren ze, soms voor het eerst, dat er echt naar ze geluisterd wordt. Terwijl ze vertellen, blijft die eigen stille kern voelbaar, ook voor de luisteraars. Vertellen krijgt zo meer diepte.