vrijdag 19 juli 2013

Oude verhalen


Leerverhalen zijn feitelijk óude verhalen. Een recente ervaring, hoe vaardig ook verteld, is doorgaans nog geen leerverhaal zoals hier bedoeld (zie vorige blog), omdat recente ervaringen nog verwerkt moeten worden. Een leerverhaal is in wezen iets wat allang verwerkt is, het is duizend keer verteld, misschien komt er af en toe wat bij, iedere verteller vertelt het weer op zijn/haar manier, al naar gelang de situatie, de persoon aan wie hij het vertelt of de groep of klas, en het moment of de bijzondere gelegenheid. Maar de kern blijft onveranderd. Vaste bouwstenen zijn, min of meer, het verloop of de 'plot', en de uitkomst of 'pointe'. Maar allerlei andere elementen, met name plaats en tijd kunnen variëren al naar gelang de behoefte.
 
Ik hoorde het vertellen in mijn jeugd. Vrouwen zaten in de keuken te kletsen. Van één vrouw werd verteld dat ze op een zomeravond bij een vriendin op bezoek was in het naburige dorpje. Toen ze zag dat het al begon te schemeren stond ze haastig op. Ze wilde voor donker thuis zijn, ze was te voet, wat in ons Limburgse heuvelland soms makkelijker is dan met de fiets. Onderweg zag ze een bekende uit eigen dorp, en vroeg of ze met hem mee mocht lopen. Bij het passeren van het kerkhof gaf ze hem een arm en vroeg: bent u nou nooit bang in het donker? Och, zei de man, toen ik nog leefde wel natuurlijk.

Dit verhaal is universeel, het wordt verteld in Afrika net zo goed als in Latijns Amerika. Elke verteller past het weer aan zijn gehoor aan, maar die schrik, het griezelgegeven van een dode die zich onder de levenden blijkt te bevinden, hoort er altijd in.

Griezelen is een behoefte die je al heel vroeg bij kinderen merkt. Ik vermoed dat het 'kippenvel' ons door het contrast nou juist doet genieten van de veiligheid die we hebben, en waarin het verhaal toch feitelijk verteld wordt. We schurken bij elkaar, in het halfdonker of bij het haardvuur, of vertellen elkaar griezelverhalen in bed. Je slaapt er goed op want het gevoel van geborgenheid wordt erdoor versterkt. Probeer het maar eens uit.

dinsdag 2 juli 2013

Leerverhalen *)


Er is een type verhalen dat me soms van pas komt als ik ergens mee in de knoop zit, en dat ook bij cursussen in vertelwerk altijd goed dienst heeft gedaan. Ik noem ze 'leerverhalen' omdat ze in de cultuur waar ze aan ontleend zijn ook die bedoeling hebben, om langs de omweg van het vertellen iets duidelijk te maken wat met directe uitleg vaak mislukt. Uitleg krijgt nu eenmaal vaak de toon mee van vermaning of terechtwijzing; dat roept weerstand op bij de toehoorder die je iets wil doen begrijpen. Onderwijzend of vermanend, schiet je als verteller meestal je doel voorbij. Elke ouder in onze samenleving heeft wel ervaren dat je een puber met goed bedoelde voorbeelden lang niet altijd overtuigt.
Troost is misschien dat hij/zij zich de goede bedoeling wél jaren later nog kan herinneren, en ter harte nemen.
In zg.oosterse culturen is men veel minder alergisch voor het onderwijzende vingertje van vermanende vertellers. Die openlijke 'bedoeling' doet daar nog geen afbreuk aan het impliciete karakter van een goed verhaal. De functie van het onderwijzen- met- verhalen is in het spreekwoordelijke oosten nog algemeen aanvaard, en wordt weerstandsloos herkend. Denk bijvoorbeeld aan de joods-chassidische vertellingen, de leerverhalen van de Soefi's, de anekdotes uit de zen-literatuur, of de oud-christelijke verhalen.
Met 'impliciet' bedoel ik hier dat een verhaal iets duidelijk kan maken wat niet voor uitleg vatbaar is. Uitleg ontkracht een verhaal, het is een vorm van reductie, d.w.z. het terugbrengen van iets subtiels naar een simpeler niveau. Maar daarmee is het subtiele dan wel verloren. Je zou zelfs kunnen zeggen dat de ware bestaansreden van verhalen is, dat zij ons informeren over zaken die niet voor uitleg vatbaar zijn.
Verhalen doen dat door een parallelle werkelijkheid te scheppen, een verbeelde wereld, waarin de oplossing van een probleem voorhanden is, waar we in de gewone werkelijkheid in zouden vastlopen. Moeizame gesprekken bijvoorbeeld die tot conflicten leiden, kunnen door een enkel verhaal, mits op het juiste moment verteld, overbodig worden.

Twee monikken ontmoeten elkaar terwijl ze allebei op weg zijn naar een klooster waar ze zijn uitgenodigd om een lezing te komen geven. Tanzan is een levensgenieter, Ekido is streng in de leer. Als het onderweg begint te stortregenen, blijkt de beek waar ze overheen moeten een krachtige stroom geworden. Een meisje staat huilend aan de kant, ze durft er niet meer over. Ach kind, zegt Tanzan, kom, ik draag je wel even.

Als de twee in het klooster aan de thee zitten zegt Ekido: broeder, is onze kloosterregel niet dat wij geen aandacht aan vrouwen besteden? Antwoordt Tanzan: ach broeder, draag jij haar nog steeds met je mee? Ik heb haar achtergelaten bij de rivier (zen).

*) Gepubl. in Schreef, blad van Taalpodium Utrecht/Zeist. Juli 2013