maandag 13 mei 2013

Een bewegend blad



Mijn leven bij De Nieuwe Linie *)

Als het team van toen vandaag een nieuwe DNL zou maken, zou het moeten gaan over het gevaarlijk spagaat tussen arm en rijk, lijkt mij. Maar ik kies voor een terugblik.
DNL was voor mij een bevrijdende krant. Ze viel een keer in de bus, Nijmegen medio '60 in de week dat er net een bijeenkomst bij mij plaats vond met Ton Regtien van de studentenvakbond. Ik was niet onder de indruk, zat denk ik nog 'geframed' in burgerlijkheid, beginnend scheldwoord in die dagen. Strijd met de schoonouders over mijn huwelijk had geleid tot iets 'eigentijds' met beatmuziek; in de kerk, dat nog wel. Studentenvakbond klonk me te tegendraads.
Maar de militante toon van DNL - 'maatschappijkritisch' – sprak me wél meteen aan. Kritisch, maar minder hardvochtig. Er zat beweging in. Ook als voorzitter van de Nijmeegse KVP-jongeren toen, voelde ik het elan van die tijd, behoudend gericht maar er groeide daar al een wat lossere levenshouding: niet meer elke zondag naar de kerk gaan bijvoorbeeld. Condooms betrekken via de Rutger-stichting. Afstuderen in gewoon pak.
Zo had het nog wel even kunnen doorgaan met stilzwijgend aanpassen, als er geen gangmaker was geweest, DNL! Het blad maakte een bisschop tot Nieuws, Mgr Beckers, die de uitgetreden jezuïeten, redacteuren bij DNL, onder zijn hoede nam, maagdelijkheid vóór het huwelijk bespreekbaar vond, die van Maria ter discussie stelde, en het celibaat van de priesters! Pogingen om thuis over zulke geloofszaken te praten waren allang verzand. Mijn vader ontving nog De Linie, een mooi maar conservatief blad, historische voorloper van DNL en daar werd je niet kritisch van.
DNL versnelde de tijd. Ergens tussen '66 en '69 voltrok zich mijn late bevrijding van de banden met kerk en opvoeding, een overstap van KVP naar PPR, later naar PSP. Er was opeens te kiezen, de polderieke orde van de jaren vijftig werd caleidoscopisch, alles zinderde. Ik verruilde een baan in Den Haag – welzijnsonderzoek – voor die van redacteur bij DNL, waar ik al enige jaren in schreef over de 'derde wereld'. Regelmatig meedoen met de redactievergaderingen hadden me rijp gemaakt voor de sprong van het saaie Den Haag naar het zoveel levendiger Amsterdam. Een complete verhuizing was dat, en net op tijd om midden in 'de beweging' te staan. Ik onderging er hoe een 'softe' revolutie uiteindelijk niets onberoerd laat, ook je eigen leven niet. Iets onschuldigs als de missiekalender leidde tot kritiek op missie en zending en strekte zich tenslotte uit over alle internationale verhoudingen: Vietnam, Angola, Mozambique, Indonesië, de hele wereld moest van ons worden bevrijd!

Beweging, het was zo onschuldig begonnen. Beelden van de Beatles, keurige jongens als je ze terugziet op tv. Maar bij wat aanvankelijk een lieve kleine revolte onder de jeugd had geleken, langs lijnen van muziek en soft drugs, voegden zich steeds duidelijker inzichten over onze wereld van na - de – oorlog; het 'discours' verhevigde – in de jaren '70 - van binnenlands gekrakeel over haardracht en kleding tot mondiaal activisme: rugzakken verzamelen voor Angola bijvoorbeeld.
Eén groeiende tegenstelling viel daarbij op: tussen een ludieke tegenover een zich meer verhardende aanpak. Ik geef ze een gezicht: Roel van Duyn tegenover Ton Regtien, zoals ik ze in ons stamcafé De Eland een keer bij elkaar bracht. Die laatste werd, weten we nu, fors aangemoedigd en gesteund door centralistische tendensen vanuit het toenmalige Oostblok, al is dat nooit goed in kaart gebracht. In elk geval werd, wat hier onder de jeugd klein was begonnen, deels ongewild, deels bewust, speelbal van veel grotere krachten.

en dan nog: de democratisering!

Viel de vernieuwingsbeweging door die tweespalt uit elkaar, wat haar in schijn nog verbond was het toverwoord 'democratisering'; maar hoe ver kon die gaan? Tot in de boezem van DNL, zo bleek: moest er wel een hoofdredacteur zijn? Ook elders ontstonden er initiatieven voor democratisering op alle levensgebieden, die vaak net zo doorschoten. Indrukwekkend voorbeeld was de gehandicaptenzorg in Dennendal, waar Den Uyl zich bijna in verslikte.
Tenslotte de doorwerking in de privésfeer: eenmaal in gang gezet leek de democratiseringsgekte niet meer te stoppen. Want hoe stond het met huwelijk en gezin, ondervroegen ons sommige ideologen? Werd het niet hoog tijd ook in de boezem van ons samenleven de ondemocratische verhoudingen tegen het licht te houden? Ook daar dramden we door. Hoezo een huwelijkspartner als bezit? Baas in eigen buik, jawel, maar dan ook in de eigen relatie, werd het adagium van de zoveelste vrouwenbeweging. De seksuele revolutie (Sextant, Van Ussel) en de opvattingen over antiautoritaire opvoeding (crèches) lieten tenslotte geen levensgebied onberoerd.

We hebben het geweten. Het bleef geen 'lente': de weersomslag die zich in de jaren zeventig voltrok, de groeiende tendens tot gelijkhebberij en weldadigheid verdreef de verwaterde resten 'flowerpower' naar uithoeken als Ibiza. Verharding diende zich aan op alle levensgebieden. Onder studenten trok een zelfbenoemde elite, naar voorbeeld van de Oostbloksystemen de macht aan zich, met Marx, Lenin & Mao als profeten. Tegenover het zo verguisde establishment – hoogleraren, burgemeesters – groeide de beklemmender macht van het centralisme. Verharding én verwording gingen hand in hand. Soft drugs werden verkapte hard drugs; studentenzelfbestuur moest grotendeels worden teruggedraaid. Politieke actie liep uit op politieke moord, de vrouwenbeweging verzuurde, echtscheidingen belastten talloze levens en de vrije liefde bleef een onoplosbare tegenstrijdigheid.
De Nieuwe Linie hield bij dit alles ondanks interne conflicten nog jaren koers. Het blad was geen journalistieke reus, maar ook niet onbeduidend. Voor mij toonden de interviews die ik kon houden in Zambia met leiders van Afrikaanse bevrijdingsbewegingen, dat onze betekenis als spreekbuis van de verandering ook elders werd erkend.
Maar 'de beweging' verhardde niet alleen, ze ebde ook weg. Het elan om ons heen verliet ons. Zelf verliet ik het moeizaam voortstuwende scheepje voor een baan aan de school voor de journalistiek. Collega-redacteuren vonden andere, goede journalistieke functies.
Elke vernieuwingsbeweging eet zijn eigen kinderen op, is bekend. Wij ondergingen het. Eén gevoel blijft me bij, respect voor het blad DNL van toen, voor volharding en bewezen moed.


*) Mijn bijdrage aan de Volkskrant-special van 8 mei jl. Zie voor de artikelen van collega's uit die tijd (de 'Rolling Stones' van de journalistiek!): vk.nl/nieuwelinie.

zondag 12 mei 2013

De verhalenmachine



We zouden in onze tijd het einde beleven van de 'grote verhalen', luidt een bekende opvatting van hedendaagse Franse filosofen en hun navolgers. Met grote verhalen bedoelt men dan de traditionele, geestelijke verbindingen tussen ons allemaal, als lid van een samenleving. We zijn bezig die in ras tempo te verliezen, zoals kerk en christendom, algemeen burgerlijk fatsoen, en daaronder vallen dan weer grote vanzelfsprekendheden als respect voor ouderdom, voor kinderen en gehandicapten, voor moederschap en gezin: allemaal minder belangrijk geworden dan bezit, dan carrière.
Hoe dat in zijn werk gaat weten we. We doen elkaar na, willen liever niet opvallen en nemen graag een voorbeeld aan bekende mensen en machthebbers; mits die laatste hun tijd verstaan en niet al te zeer tegen de heersende mode in gaan, want dan krimpt die macht. Zo is er nogal wat afgelachen over 'gezin als hoeksteen van de samenleving'. Collectieve spot is het begin van het einde van een dergelijk 'groot verhaal'. Daarbij voegen zich dan talloze onderzoeken die aantonen hoeveel ellende er juist in en door gezinnen ontstaat.
Eerbiedwaardige instituties slijten op den duur, net als het stevigste tapijt als men er maar lang genoeg op loopt. Kerken leeg, ouderen niet zielig maar juist rijk en gesetteld, vrouwen moeten zoveel mogelijk in het arbeidsproces terecht komen. Veranderingen, is daar wat tegen?

Wat ik hier als verteller tegenin wil brengen, is dat die afbreuk van 'grote verhalen' toch ook weer een hervertelling betekent, van nieuwe grote verhalen. Want we kunnen niet zonder. Luister in dit verband vooral naar onze politici, die daarin als aartsvertellers het voortouw nemen. Zij hebben groot belang bij wat ze mensen kunnen laten geloven. Daarom vertellen zij, zich zeer bewust van de kracht van verhalen. Wie de media volgt kan ze dagelijks horen: dat haast dwingend vertellen, getuigend van grote nieuwe verhalen in de maak. Men noemt het tegenwoordig 'framing'.
Een voorbeeld was natuurlijk gisteren in dagblad Trouw minister Jet Bussemaker, die vindt dat het nou maar eens afgelopen moet zijn met dat schuldgevoel van vrouwen tegenover hun gezin, zodra ze een baan nemen in plaats van thuis te blijven. 'Laten ze zich liever schuldig voelen tegenover de staat, die immers een groot deel van hun studie heeft betaald!' Ergo: schuldgevoel is prima, maar dan liever wel als instrument binnen een ander, nieuwer verhaal dan waar de meeste vrouwen nog altijd in zijn opgegroeid, en waar ze waarschijnlijk het dichtst bij zijn met hun hart: een veilige plek voor kinderen. Het schuldgevoel (juist de grootste last) mogen ze meenemen, graag zelfs, maar in een nieuw 'frame'.
Vooralsnog is dat een wat vreemd klinkend, nieuw groot verhaal over en voor vrouwen. Het roept dan ook veel reacties op. Volgens vertellers als deze minister hóren vrouwen in het arbeidsproces, ze verheft die visie door haar woordkeus tot fatsoensnorm. En daaruit volgt dat gezinszorg geen deel is van het 'arbeidsproces'. Huisvrouwen moeten zich schuldig voelen tegenover de staat die hun studie en daarmee hun emancipatie bekostigt.

Schuld en schaamte zijn in elke cultuur en samenleving machtige instrumenten om mensen in de pas te laten lopen met het algemeen goed of nut zoals dat door de machthebbers gezien wordt. Gelukkig hebben we allemaal het recht om mee te vertellen, verhalen te herschrijven. Zo zou ik willen mee vertellen dat vrouwen natuurlijk alle recht hebben op een baan, op betaald werk. In mijn verhaal zou de opvatting hersteld worden dat het daarbij dan wel zoveel mogelijk gaat om passend werk. En dat de keuzevrijheid van vrouwen daarbij geen nodeloos geweld wordt aangedaan door 'framing': een suggestief, vertellend aansturen op fatsoen, vanzelfsprekendheid en schuldgevoel. De keuze voor elkaar én het gezin, zowel voor man als vrouw, blijft in mijn verhaal primair. De kost verdienen zou nooit ten koste mogen gaan van die bestaansbasis. Daar hoort niemand zich schuldig over te moeten voelen. Zeker niet tegenover 'big brother' de staat!
Tevens hoort bij mijn verhaal de keuze van steeds meer 'postmoderne' mannen om een deel van de gezinstaken op zich te nemen ook als dat binnenwerk betekent, en ze daarvoor een deel van hun eigen maatschappelijk functioneren op moeten geven. Ook zij liefst zónder schuldgevoel over verlies van hun mannelijke positie als kostwinner, en de schaamte voorbij

moeder bij je graf
voel ik mij onbeholpen
hier zijn wat bloemen