zondag 25 november 2012

Wintervertelling (15)


Wat betekent winter? Iedereen heeft er zijn eigen beelden bij, herinneringen en ervaringen.
Is het de kou en de nattigheid waar je het eerst aan denkt? Of schaatsen. Of sneeuwballen gooien.
Ik ga voor de mooie herinnering. Verglansd door de tijd, hangt er een zoete weemoed om onze kinderspelletjes. Nog wat langer op mogen blijven, we hadden 's avonds in de schemer een glijbaan gemaakt door een paar emmers water uit te gieten over straat, wat meteen bevroor. De verrukking van elkaar te mogen vastgrijpen, als je net wat harder doorgleed dan het meisje vóór je.
Of de plaksneeuw, en het eerste winterwonder van een sneeuwbal die al rollend reusachtig groot werd. Dan samen sjouwen en stapelen voor een sneeuwman.
Of die andere winter dat de sneeuw lang bleef liggen, we gingen met onze sleetjes tegen de heuvel op en stoven naar beneden, geluidloos glijdend, zonder wielen, door de snijdende wind!
Of later, pubers al, de avonden op de ijsbaan: blikkerige muziek schalde uit luidsprekers aan de bomen. Het – dit keer – onbereikbaar geworden meisje, dat telkens aan je voorbij zwierde...ook wel omdat ze beter kon schaatsen. 's Avonds doorgloeid en vermoeid thuis komen, toch gelukkig: er was warme chocolademelk en je vader las nog voor... óf: vertelde! Dat maakte verschil, want als hij las, 'vertelde' niet hij zelf, maar het boek, zo voelde dat.
Vertelde hij zelf, rechtstreeks dus, 'uit het blote hoofd' (“by heart”), dan was dat een andere beleving, het was net of mijn vader dan dichter bij je was. Als hij voorlas deinde je mee op zijn stem en dat was ook wel fijn, je had dan de ruimte om een eigen verhalenland binnen te gaan.
Winter, het seizoen van de vieringen, en van de verhalen. Ik lees dit keer niet voor, maar vertel. Het gebeurt in het tuinhuis van De Magische Bongerd, www.demagischebongerd.nl, een mooie natuurboerderij, imkerij en kruidentuin tussen Zeist en Utrecht, in het dromerige landschap van de Kromme Rijn, de rivier die altijd meevertelt.
Waarover? Talloos zijn de winterverhalen uit de literatuur. Ik ga er uit putten, vertel een verhaal van Anton Tsjechov en – na de pauze – schelmenverhalen uit de Decamerone: een rijke Europese traditie. Shanti Prins speelt op de harp.
Voor verhalen van eigen hand, zie mijn blogs 'haikujac' en 'vertelwerk' 

wakker worden in
dit stille licht en weten
het heeft gesneeuwd


Met Jac Vroemen, verhalen van Tsjechov en Bocaccio’s Decamerone;
en Shantie Prins, harp
Tijd: vrijdagavond 21 december, 20.00.
Plaats: De Magische Bongerd, Tolakkerlaan 9, Zeist.
Kaarten 7 euro (voor volwassenen)
Aanmelden: 030-6992888 of info [at] demagischebongerd {punt} nl

dinsdag 13 november 2012

Sint gaat suikervrij! (14)



Sint Nicolaas zat aan z'n baard te pulken, terwijl hij de correspondentie van die ochtend doornam. Er was een brief bij van een klein meisje uit Bunnik, Holland, dat vroeg of het waar was dat je Sinterklaas aan z'n baard mocht trekken, voor echtheidscontrole. Zoveel hulpsinten waren anders niet van echt te onderscheiden. Een jongetje uit Doorn schreef dat zijn vader een paarse pantoffel had gevonden bij het schoon maken van de dakgoot, en of een van de Pieten er een kwijt was. En een ander jongetje, uit Driebergen-Rijsenburg, schreef dat ze paardenvijgen hadden gevonden op de trap, en of Sint Nicolaas voortaan buitenom wilde komen. Actieve buurt daar, mompelde Sint.
En dan was er nog die brief van een groep wijze ouders, zich noemende ANTI-SNOEP LOBBY. Snoep was kindervergiftiging, schreven ze, vanwege het hoge suikergehalte. Dat was wetenschappelijk aangetoond. Ook suikervervangers waren vaak schadelijk, zoals saccharine. Zelfs de zg groene winkels gingen niet vrijuit. Waarom, in 's Heren naam, liet de Sint zich nog steeds heilig noemen, als toch sinds jaar en dag, in zijn naam en onder zijn beeltenis, kinderen vergif kregen? Ze werden sloom en sjachrijnig van suiker, dat was toch algemeen bekend? Moest, na asbest en tabak, ook het gevaar van suiker eerst nog weer eens blijken uit nóg meer onderzoek?!

En die actie 'snoep met mate', zoals een oecumenische Sinterklaasvereniging uit Maarn (wat was er toch gaande in dat Heuvelruggebied?!) dit jaar aangespannen had, was uiteraard zinloos, zolang Sint zijn Pieten letterlijk met snoep liet SMIJTEN!
Nee, alleen veilige versnapering kon er mee door voor deze activisten, en de groep zou dit jaar een grote actie houden. 'Wij zijn heus geen zuurpruimen of misbaksels', schreven ze nog. Dat laatste kon Sint vaststellen aan de hand van een bijgesloten kleurenfoto van de actiegroep. Fleurige jonge moeders met onbespoten appelwangen waren erop te zien, en sportieve vaders in strakke, goed gewassen spijkerbroeken.
Hun eisen: op alle snoep in de vorm van Sinten en Pieten, moest komen te staan:
'Brengt de gezondheid ernstige schade toe' en, 'Snoepen kan dodelijk zijn'.
Sint Nicolaas zuchtte. Weer van die goedwillende jongeren, die niet wisten dat hij zelf zich al jarenlang verzette tegen suikerhoudende snoep! Zijn eigen post werd immers hardnekkig door binnenlandse veiligheidsdiensten tegengehouden, die werden aangestuurd door de internationale suiermaffia! Neem nou Zijn eigen protesten tegen het straffeloos gebruiken van Zijn naam en beeltenis in al die foute snoepwinkels. Hij had zelfs al meerdere malen geprobeerd de zaak bij het Europese hof in Straatsburg aanhangig te maken. Maar nergens nooit gehoor gekregen. 'Hier!' Mompelend viste hij de brief uit een hangmap, met het logo van het Hof en las zichzelf voor:
'Uwe doorbakken doorluchtigheid,
Aangezien u officieel niet bestaat, en wij ook al lang niet meer aan u geloven, is uw klacht over het ongeoorloofd gebruik van uw naam en beeltenis door ons niet ontvankelijk verklaard.'
Ongeloof als bron van alle kwaad, zuchtte de meervoudig-bejaarde. Er werd geklopt..
Het was Piet de Opper-hermafrodiet, die een stapel flyers bracht.
'Zzo ggoed, Sjinterklaas?' vroeg hij, met die dikke tongval, als van teveel alcohol, die Pieten nu eenmaal eigen is. De zwaar bedrukte velletjes papier bevatten, in pseudo-chocoladeletters, teksten als: "HOEDT U VOOR DE SUIKERSINT. HIJ HOUDT NIET HEUS NIET VAN HET KIND"
en
SNOEP VERSTANDIG, EET EEN APPELSIENTJE.
Sinterklaas was het er helemaal mee eens. Bedoeling was de pamfletten vanuit de stoomboot over de kade te laten wapperen, zodra Sint in Wijk bij Duurstede, Holland, af zou meren. Kijken of het dit keer lukte. Bij eerdere pogingen waren ze door de Lek gespoeld vóór ook maar iemand ze gelezen had. Gelukkig waren ze van oplosbaar papier.

zondag 4 november 2012

Sprookjes (13)



Sprookje. Wat roept het bij je op? Een flarde, of een enkel beeld, als ik ernaar vraag in de cursus, iedereen komt wel met iets. Vaak een schijnbaar onbelangrijk detail, maar in de tijd wezenlijk gebleken. Dat je op tijd steentjes in je zak moet stoppen in plaats van kruimels bijvoorbeeld, omdat vogels ze wegpikken zodat Klein Duimpje de weg naar huis niet meer kon vinden. Dat het lelijke eendje zo zielig was; het geluksgevoel, toen het een zwaan bleek! Dat het ging sneeuwen als Vrouw Holle de dekens schudde. Dat er koekjes en een flesje wijn voor grootmoeder in Roodkapjes mandje zaten. Dat de kleine zeemeermin haar prachtige stem offerde om benen te krijgen opdat de prins haar zou beminnen. Dat de kunstnachtegaal het toch niet haalde bij de echte nachtegaal. Dat de prinses (Rapunsel) de prins aan haar gouden vlecht omhoog liet klimmen. Dat het stoeltje van de kleinste beer 'krak' zei toen Goudhaartje er op ging zitten. Dat...

Het zit in het woord. 'Sprookje'. Woorden hebben kracht, een energetische lading.
Die lading kan ook kantelen naar negatief, weten we, afhankelijk van situatie en context. Als ik bijvoorbeeld uitleg wil over een nieuw apparaat of werktuig moeten ze me in de bijsluiter geen 'sprookjes' vertellen. De connotatie is dan geworden dat sprookjes alleen nog maar lievige kinderverhalen zouden zijn.
Een proces van vertrutting, dat toch niet de kracht heeft gehad om het oorspronkelijke verhaal (afkomstig van sproke, het gesprokene: dat wat de moeite van het doorgeven waard is) teniet te doen. Vergelijk het maar met een woord als 'mythe', waar hetzelfde mee gebeurd is: mythe als oeroude, kosmische kennis (lees Joseph Campbell), en mythe als vals, misleidend verhaal.
Het is de kracht van een niet zichtbare wereld, waar sprookjes en mythen, in hun oorspronkelijke betekenis, ons in de kinderjaren mee in aanraking brachten. Hun beeldenrijkdom is grotendeels verdwenen in het onderbewustzijn. Maar, als we in het dagelijks leven onverwacht dieper dan normaal ergens door geraakt worden, kan uit die verborgen schatkamer opeens iets wonderlijks aan de oppervlakte van het dagbewustzijn treden. Min of meer zoals de verrassing, wanneer je een jaren geleden kwijtgeraakt sieraad met spitten of harken in de tuin vindt. Of, stel, je loopt op een mooie herfstdag door het bos en geniet van de kleuren van de bladeren, die over het pad een heel tapijt vormen. Vanuit de stemming waarin het wandelen je gebracht heeft, associeer je dat onwillekeurig met een loper van bladgoud, die daar speciaal voor jou ligt. (Als andere wandelaars het niet zien is dat nog waar ook). Je krijgt er een goed gevoel van: Vrouw Holle heeft die gouden loper voor jou uitgelegd! Je hebt het goed gedaan de laatste tijd, goed voor haar gewerkt, en mag tevreden naar huis.
Dat 'Vrouw Holle' een vertelrest is die staat voor de oorspronkelijke aardmoeder of aardgodin, is je er vroeger vast niet bij verteld, maar het is misschien nog voelbaar geweest in dat sprookje.

Of dit laatste allemaal wetenschappelijk vast staat weet ik niet. De relatie tussen Vrouw Holle en de aardgodin is speculatief. Maar kan een goed verhaal onwaar zijn? Sprookjes en sprookjesachtige verhalen gaan over een parallelle werkelijkheid. Ze vragen om een intuïtieve benadering, meer dan om een historisch-wetenschappelijke, waarbij je het onderwerp van een afstand bekijkt, om een antwoord te vinden op vragen als hoe oud sprookjes eigenlijk zijn, of uit welke cultuur ze oorspronkelijk stammen; of ze veeleer, onafhankelijk van culturele uitwisseling, op meerdere plaatsen en momenten ontstaan zijn.

Meer ambachtelijk en kunstzinnig, dan wetenschappelijk-objectiverend is bij voorkeur mijn benadering van vertellen.
Het is achteraf dan ook wel begrijpelijk dat ik onlangs tijdens een symposium op het #Meertens instituut in Amsterdam ietwat vervreemd zou raken bij het luisteren naar lezingen over sprookjes. 2012 is door Unesco uitgeroepen tot Grimm-jaar, omdat de gebroeders Grimm 200 jaar geleden begonnen met het aanleggen van hun beroemde verzameling, die na de bijbel het meest gedrukte en verspreide boek op aarde is geworden. Overal wordt dat gevierd. Een voorbeeld is de stad Zwolle, die het hele jaar in het teken van de beroemde sprookjes staat.
Logisch dat het Meertens instituut, bekend van de romanserie van Voskuil maar toch vooral hoedster van het onderzoek naar de Nederlandse volkscultuur, en dus zeker ook van de volksverhalen, daar op z'n minst een symposium aan wilde wijden.
Maar wat een tempo. Zeven inleidingen bevatte de dag. Van een levendige gedachtenwisseling kon nauwelijks sprake zijn. Een paar plichtmatige vragen tussen de lezingen in was het meest haalbare. Onderwerpen als 'Genrekwesties in tekst en receptie van de Duizend en een Nacht', 'De bronnen van de gebroeders Grimm, over de herkomst van toversprookjes' en 'Hoe universeel zijn de verhaalstructuren van sprookjes', garandeerden weliswaar inhoudelijk een hoog informerend gehalte, maar of en hoe die informatie verder kon gedijen bij de toehoorders onttrok zich aan mijn waarneming. De meeste inleidingen werden zo snel voorgelezen dat men beter de volledige tekst had kunnen uitdelen.
Onvoldoende had ik mij gerealiseerd dat, gezien het programma en de functie van een historisch onderzoeksinstituut, de inhoud louter wetenschappelijk zou zijn, wat ook de afstandelijke vorm bepaald heeft. De laatste lezing was daarvan wel het grappigste voorbeeld. Inleidster Vanessa Joossen vertelde met een kwinkslag dat zij niet eens van sprookjes hóudt; ze is ooit geboeid geraakt door debatten over sprookjeskritiek, en kwam daardoor tot haar boek 'Critical and Creative Perspectives on Fairy Tales'. Daarin wordt met name Bruno Bettelheim, die in de jaren '60 en '70 betoogd heeft dat sprookjes voor kinderen een belangrijke therapeutische waarde zouden hebben, sterk gerelativeerd.
Ik geloof ook wel dat Bettelheim die vizie te ver doordreef. Men moet, denk ik, de betekenis en functie van verhalen niet tot op het bot willen analyseren. Ten laatste ontgaat het je dan toch. Het geheim van goede verhalen valt niet te kraken; en misschien moeten we dat niet eens proberen, net zo min als we ooit zullen ontdekken hoe een kat kan spinnen (of zijn spinnende katten al eens door een scanner gehaald?). Verhalen worden doorgaans niet verteld met een bepaald doel. De bédoeling is diffuser. De strekking ervan 'komt aan', mits er goed wordt verteld en geluisterd.
En wat dát inhoudt kwam die dag niet aan de orde. Nogmaals, het stond ook niet op de agenda maar toch: was er nou maar eens één iemand geweest, een verteller, die één keer, kort, een sprookje goed verteld had die dag. Of uit eigen ervaring verteld had wat er met kinderen gebeurt die naar sprookjes luisteren; de betovering metterdaad had kunnen overbrengen. Het zou allemaal wat minder boven de aarde gezweefd hebben. Nu deed het geheel mij af en toe denken aan schoenverkopers die zelf nooit in de schoenen die ze aanprijzen gelopen hebben, of vlinders leren kennen door ze op te prikken.