zondag 4 november 2012

Sprookjes (13)



Sprookje. Wat roept het bij je op? Een flarde, of een enkel beeld, als ik ernaar vraag in de cursus, iedereen komt wel met iets. Vaak een schijnbaar onbelangrijk detail, maar in de tijd wezenlijk gebleken. Dat je op tijd steentjes in je zak moet stoppen in plaats van kruimels bijvoorbeeld, omdat vogels ze wegpikken zodat Klein Duimpje de weg naar huis niet meer kon vinden. Dat het lelijke eendje zo zielig was; het geluksgevoel, toen het een zwaan bleek! Dat het ging sneeuwen als Vrouw Holle de dekens schudde. Dat er koekjes en een flesje wijn voor grootmoeder in Roodkapjes mandje zaten. Dat de kleine zeemeermin haar prachtige stem offerde om benen te krijgen opdat de prins haar zou beminnen. Dat de kunstnachtegaal het toch niet haalde bij de echte nachtegaal. Dat de prinses (Rapunsel) de prins aan haar gouden vlecht omhoog liet klimmen. Dat het stoeltje van de kleinste beer 'krak' zei toen Goudhaartje er op ging zitten. Dat...

Het zit in het woord. 'Sprookje'. Woorden hebben kracht, een energetische lading.
Die lading kan ook kantelen naar negatief, weten we, afhankelijk van situatie en context. Als ik bijvoorbeeld uitleg wil over een nieuw apparaat of werktuig moeten ze me in de bijsluiter geen 'sprookjes' vertellen. De connotatie is dan geworden dat sprookjes alleen nog maar lievige kinderverhalen zouden zijn.
Een proces van vertrutting, dat toch niet de kracht heeft gehad om het oorspronkelijke verhaal (afkomstig van sproke, het gesprokene: dat wat de moeite van het doorgeven waard is) teniet te doen. Vergelijk het maar met een woord als 'mythe', waar hetzelfde mee gebeurd is: mythe als oeroude, kosmische kennis (lees Joseph Campbell), en mythe als vals, misleidend verhaal.
Het is de kracht van een niet zichtbare wereld, waar sprookjes en mythen, in hun oorspronkelijke betekenis, ons in de kinderjaren mee in aanraking brachten. Hun beeldenrijkdom is grotendeels verdwenen in het onderbewustzijn. Maar, als we in het dagelijks leven onverwacht dieper dan normaal ergens door geraakt worden, kan uit die verborgen schatkamer opeens iets wonderlijks aan de oppervlakte van het dagbewustzijn treden. Min of meer zoals de verrassing, wanneer je een jaren geleden kwijtgeraakt sieraad met spitten of harken in de tuin vindt. Of, stel, je loopt op een mooie herfstdag door het bos en geniet van de kleuren van de bladeren, die over het pad een heel tapijt vormen. Vanuit de stemming waarin het wandelen je gebracht heeft, associeer je dat onwillekeurig met een loper van bladgoud, die daar speciaal voor jou ligt. (Als andere wandelaars het niet zien is dat nog waar ook). Je krijgt er een goed gevoel van: Vrouw Holle heeft die gouden loper voor jou uitgelegd! Je hebt het goed gedaan de laatste tijd, goed voor haar gewerkt, en mag tevreden naar huis.
Dat 'Vrouw Holle' een vertelrest is die staat voor de oorspronkelijke aardmoeder of aardgodin, is je er vroeger vast niet bij verteld, maar het is misschien nog voelbaar geweest in dat sprookje.

Of dit laatste allemaal wetenschappelijk vast staat weet ik niet. De relatie tussen Vrouw Holle en de aardgodin is speculatief. Maar kan een goed verhaal onwaar zijn? Sprookjes en sprookjesachtige verhalen gaan over een parallelle werkelijkheid. Ze vragen om een intuïtieve benadering, meer dan om een historisch-wetenschappelijke, waarbij je het onderwerp van een afstand bekijkt, om een antwoord te vinden op vragen als hoe oud sprookjes eigenlijk zijn, of uit welke cultuur ze oorspronkelijk stammen; of ze veeleer, onafhankelijk van culturele uitwisseling, op meerdere plaatsen en momenten ontstaan zijn.

Meer ambachtelijk en kunstzinnig, dan wetenschappelijk-objectiverend is bij voorkeur mijn benadering van vertellen.
Het is achteraf dan ook wel begrijpelijk dat ik onlangs tijdens een symposium op het #Meertens instituut in Amsterdam ietwat vervreemd zou raken bij het luisteren naar lezingen over sprookjes. 2012 is door Unesco uitgeroepen tot Grimm-jaar, omdat de gebroeders Grimm 200 jaar geleden begonnen met het aanleggen van hun beroemde verzameling, die na de bijbel het meest gedrukte en verspreide boek op aarde is geworden. Overal wordt dat gevierd. Een voorbeeld is de stad Zwolle, die het hele jaar in het teken van de beroemde sprookjes staat.
Logisch dat het Meertens instituut, bekend van de romanserie van Voskuil maar toch vooral hoedster van het onderzoek naar de Nederlandse volkscultuur, en dus zeker ook van de volksverhalen, daar op z'n minst een symposium aan wilde wijden.
Maar wat een tempo. Zeven inleidingen bevatte de dag. Van een levendige gedachtenwisseling kon nauwelijks sprake zijn. Een paar plichtmatige vragen tussen de lezingen in was het meest haalbare. Onderwerpen als 'Genrekwesties in tekst en receptie van de Duizend en een Nacht', 'De bronnen van de gebroeders Grimm, over de herkomst van toversprookjes' en 'Hoe universeel zijn de verhaalstructuren van sprookjes', garandeerden weliswaar inhoudelijk een hoog informerend gehalte, maar of en hoe die informatie verder kon gedijen bij de toehoorders onttrok zich aan mijn waarneming. De meeste inleidingen werden zo snel voorgelezen dat men beter de volledige tekst had kunnen uitdelen.
Onvoldoende had ik mij gerealiseerd dat, gezien het programma en de functie van een historisch onderzoeksinstituut, de inhoud louter wetenschappelijk zou zijn, wat ook de afstandelijke vorm bepaald heeft. De laatste lezing was daarvan wel het grappigste voorbeeld. Inleidster Vanessa Joossen vertelde met een kwinkslag dat zij niet eens van sprookjes hóudt; ze is ooit geboeid geraakt door debatten over sprookjeskritiek, en kwam daardoor tot haar boek 'Critical and Creative Perspectives on Fairy Tales'. Daarin wordt met name Bruno Bettelheim, die in de jaren '60 en '70 betoogd heeft dat sprookjes voor kinderen een belangrijke therapeutische waarde zouden hebben, sterk gerelativeerd.
Ik geloof ook wel dat Bettelheim die vizie te ver doordreef. Men moet, denk ik, de betekenis en functie van verhalen niet tot op het bot willen analyseren. Ten laatste ontgaat het je dan toch. Het geheim van goede verhalen valt niet te kraken; en misschien moeten we dat niet eens proberen, net zo min als we ooit zullen ontdekken hoe een kat kan spinnen (of zijn spinnende katten al eens door een scanner gehaald?). Verhalen worden doorgaans niet verteld met een bepaald doel. De bédoeling is diffuser. De strekking ervan 'komt aan', mits er goed wordt verteld en geluisterd.
En wat dát inhoudt kwam die dag niet aan de orde. Nogmaals, het stond ook niet op de agenda maar toch: was er nou maar eens één iemand geweest, een verteller, die één keer, kort, een sprookje goed verteld had die dag. Of uit eigen ervaring verteld had wat er met kinderen gebeurt die naar sprookjes luisteren; de betovering metterdaad had kunnen overbrengen. Het zou allemaal wat minder boven de aarde gezweefd hebben. Nu deed het geheel mij af en toe denken aan schoenverkopers die zelf nooit in de schoenen die ze aanprijzen gelopen hebben, of vlinders leren kennen door ze op te prikken.

1 opmerking:

  1. Wat een mooi stuk! Fijn dat je woorden geeft aan een gevoel dat ik zo goed herken van tijdens mijn studie Nederlands. Hoe de verdroging haast ongemerkt in je denken kan toeslaan en je liefde voor verhalen misschien zelfs wel in iets van afkeer kan doen omslaan.

    BeantwoordenVerwijderen