woensdag 29 augustus 2012

De improvisatie (3)


Improviseren klinkt altijd als minder dan...ja, dan wát eigenlijk?
Stel, je hebt je speech in de trein laten liggen: na de eerste paniek bereid je een improvisatie voor... Voorbereiden? Ook gek. Improviseren is toch juist helemáál onvoorbereid? Het genoemde praatje met de buurman bijvoorbeeld (zie 1), bereid je toch ook niet vóór? Tenzij het een lastig iemand is natuurlijk en je hem toch iets wilt vragen...
Maar we improviseren de hele dag door, althans dat denken we; en ook, dat het een belangrijk aspect van onze vrijheid is, om te kunnen zeggen wat er in ons opkomt.
Toch is het bij improvisatie als met alle begrippen: je kunt het in gradaties: van het totale, vrije improviseren tot het voorbereide, weloverwogen improviseren.
Om te beginnen zeggen de meesten van ons doorgaans niet zomaar wat er in ze opkomt. We censureren. Er ontstaat al heel vroeg een innerlijke 'sluiswachter', die toekijkt welk woordenscheepje op dit moment door mag. We leren fatsoen, over wat je wel en niet zegt, tegen wie en wanneer. En dat een verkeerd woord meer kan beschadigen dan een afzwaaiend projectiel. We kunnen vervloeken of zegenen, kwetsen of blij maken.
Goed voorbereid improviseren is wat een verteller moet kunnen. Je kent je verhaal, maar voelt je toch ook vrij; vrij genoeg om in je verhaal te zitten als een zeiler in z'n boot. Je houdt rekening met de stroming of de wind, maar houdt koers.
Ten onrechte wordt wel gedacht dat de vertellers uit traditionele culturen voor honderd procent gebonden waren aan oude, geheiligde teksten. Dat is bij bepaalde verhalen – genealogieën bijvoorbeeld – zeker zo; maar er is, ook voor de traditionele vertellers, heel veel 'entertainment' te doen. In interactie met hun publiek, moeten ze voortdurend kunnen improviseren. En de draad weer oppakken...Dat kunnen ze omdat ze vaak jarenlange training achter de rug hebben, en beschikken over een repertoire.

Dan is er 'theatersport': nu mag het publiék iets roepen, bijvoorbeeld dat het verhaal moet gaan over een persoon, een situatie en een voorwerp. De verteller op het podium maakt daar dan een verhaal van. Het is goede verteltraining. Het schudt je los. In spelgroepen scheppen dit soort oefeningen een nulpunt, vanwaaruit volstrekt origineel theater geboren kan worden, zonder tekst vooraf. Ongeremd ingaan op wat een tegenspeler er uit flapt, geeft kans op een verfrisssende, originele dialoog...
mits beide het 'rijtje' loslaten! Want ook theatersport wordt meestal al gedaan door bedreven vertellers. Zij zíjn al getraind, en hebben allerlei structuren en modellen van binnen tot hun beschikking. Omdat ze gedeeltelijk nog voor verrassingen komen te staan, blijft het spannend.

Tip voor de coach: totaal improviseren is prima als losmaak-oefening; een die trouwens nog best moeilijk is. Vraag maar eens in de vertelkring aan iedereen, om een volstrekt willekeurig woord te roepen, met de opdracht: 'denk er niet over na, gooi het er uit'. Van meet af aan ontstaat er dan toch een samenhangend rijtje; iemand roept bijvoorbeeld 'stoel', en de volgende zegt 'tafel'. Of men wil toch iets slims roepen, of iets grappigs.

Oefening met voorbereid improviseren: als je het sprookje (zie 2) teruggevonden hebt, leer je het niet van buiten, maar vertelt het voor de vuist weg in de kring. Maak er een kleine belevenis van: wat herinner je je van vroeger, wat het toen met je deed? En wat is het verschil met nu? Vergeet typerende details niet. Maak ons deelgenoot, breng het onder woorden. Het kan zomaar dat het, door je natuurlijke, wat onaffe manier van vertellen, een goed verhaal wordt, waar we graag naar luisteren.



 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten