Spreken of vertellen, maakt het wat
uit?
Laten we ons even verplaatsen in een
type 'spreekbeurt': een jubilaris
toespreken. Stel, je begint met een kort historisch overzicht.
Wanneer kwam meneer Dinges in dienst, hoe waren toen de
omstandigheden...Het wordt al gauw iets te saai, meer over het
bedrijf dan over de jubilaris, er is geen oogcontact, de spreker
kijkt vaak op z'n blaadje.
Maar nu gaat hij, als op ingeving,
vertellen! Een anekdote, waarin
de jubilaris een leuke hoofdrol speelde. Men ziet het voor zich. Een
verademing! Wat is er gebeurd?
Als we
moeten spreken, nemen we afstand. De spreker beschrijft, redeneert,
geeft feiten, kijkt op z'n blaadje (of naar de moderne variant,
sheets). Geschreven
tekst, ook in zijn technische uitvoering, betekent afstand, er moet
kennelijk iets overbrugd worden. Waarom doen we dat? We willen
objectief zijn, overzicht houden, ons betoog strak houden, de draad
niet kwijt raken, niet alles hoeven te onthouden. Controle-behoefte
speelt een grote rol.
Wat doet een
verteller? Hij doorbreekt juist die afstand, staat in direct contact
met het verhaal, dat hij in zich heeft opgenomen. Dan vertelt het
verhaal zichzelf, zintuigelijk vooral: de verteller wandelt door een
innerlijke beeldengalerij. Het maakt van 'toehoorders' luisteraars.
Het
lijkt dus bij spreken of vertellen om twee onderscheiden manieren van
communiceren te gaan, die terug wijzen naar twee wegen
van kennisoverdracht: de een gaat binnendoor, de ander buitenom: de
een is een weg van beleven en invoelen, de ander van observeren en
beschouwen.
We
spreken in dit verband van kunst en wetenschap. Sprekers nemen, vaak
onbewust, nog altijd een wetenschappelijk, objectiverend standpunt
in, met name bij een zakelijk onderwerp. Ze plaatsen zichzelf op de
achtergrond: 'Niet hoe ik het beleef, maar hoe ik het zie', lijken ze
te denken en: 'Het gaat nu niet om mij, maar om de zaak', kreeg ik
vaak als journalist te horen... Niet verkeerd: ook geïnterviewden
nemen vaak dat objectiverende standpunt in. Ze willen betrouwbaar,
dat is, wetenschappelijk verantwoord, overkomen. Vaak zijn het
politici, voortdurend bezig met macht en verantwoordelijkheid.
Onlangs nog kreeg een politicus veel kritiek omdat hij, kort voor de
verkiezingen, met zijn gehandicapte kind op de proppen kwam: hij werd
verdacht van in het gevlei te willen komen, het werd oneerlijk
gevonden, niet zakelijk
genoeg.
Terwijl sprekers
dus graag die weg 'buitenom' gaan van objectivering, kiezen
vertellers de weg van het inleven. Het gaat daarbij juist wél om
subjectiviteit; zíj zijn als persoon het voertuig voor het verhaal,
zoals dat doorklinkt in hun expressie. Het is een weg van uitbeelding
en intuïtie, een 'route binnendoor'.
De
wetenschapper observeert
en beschrijft de werkelijkheid, de verteller verbeeldt
haar. Elk goed betoog mondt uit
in een samenvatting van gegevens en conclusies; elk goed verhaal
blijft bij verbeelding, die de werkelijkheid niet beschrijft, maar
spiegelt.
Daarmee
is ook het waarom van
vertellen, en de betekenis van verhalen geschetst. Verhalen leggen
niet uit, dat zou dodelijk zijn voor de aantrekkingskracht en
uitwerking ervan. Het verhaal verbeeldt aspecten van werkelijkheid,
die ons door uitleg en objectivering zouden ontgaan. Zelfs anekdotes
– toch een genre verhalen – leggen niet uit, ze illustreren.
Geen bezwaar tegen
uitleg hoor! Bij een Ikea-kast zit liefst een goede bijsluiter.
Uitleg is voor overzicht, en als gids voor uitvoerend handelen
onontbeerlijk; maar uitleg reduceert per definitie het
onverklaarbare, dat alleen in verhalen kan worden overgebracht. De
'kracht van verhalen' is hun indirecte zeggingskracht. Hun analogie
is een vaak cryptische, parallelle werkelijkheid. Het kan niet
anders.
Er is dus een
belangrijk onderscheid tussen uitleggen en vertellen, maar beide
wegen zijn noodzakelijk, en ze zullen ook heel vaak verweven raken.
Verschil in publiek, in bedoeling en situatie, bepaalt hoe vertellend
een spreker kan worden.
Daarin
speelt mee, of hij vooral moet informeren,
of ook wil overtuigen.
Een ambtenaar die aan omwonenden moet uitleggen wat hun bij een
komende wegaanleg te wachten staat, kiest voor een zekere afstand,
omdat hij objectief wil informeren. Toch kan ook hij wel eens
overspringen op vertellen, bijvoorbeeld een geruststellende anekdote
over een vorig project. Maar spreekt daarna de wethouder, dan zal die
toch meer betrokkenheid laten doorklinken, omdat hij wil overtuigen.
Ook
vakbondsfunctionarissen en politici kiezen vaak om die reden een
persoonlijke, vertellende in plaats van uitleggende toon; ze proberen
om, desnoods heel kort, een verhaal tussen hun betoog te laten
meeliften. Ze weten dat een verhaal dieper overtuigt dan uitleg, en
langer doorwerkt.
Dat verklaart ook,
waarom in deze tijd van crisis bedrijven en organisaties zo naarstig
op zoek zijn naar 'het goede verhaal'.
Het verschil tussen
spreken en vertellen wordt dus wel ervaren, maar is niet scherp te
trekken. Dat hoeft ook niet. In de praktijk zijn er voortdurend
vloeiende overgangen. Het voorbeeld van de jubilaris is een
tussenvorm: hij krijgt een 'toespraak', geen 'lezing'.
Toch zou ook menige
'lezing' aardig opknappen als de spreker af en toe gewoon vertelt.
Aanvullingen of reacties van harte welkom!
Aanvullingen of reacties van harte welkom!
Oefening:
je moet binnenkort een lezing houden. Hoe zou je die zonder papier
vertellen aan een vriend met wie je lang genoeg in de trein zit? Doe
je betoog eens als
verhaal.
Reis je alleen?
Maak er dan een gedachte-experiment van.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten